Nieuws van de dag

Goedkeuring van de gemeenschappelijke KMO-norm

Het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten en het Instituut van de Bedrijfsrevisoren zijn verheugd u te kunnen meedelen dat de minister van Economie
de gemeenschappelijke norm met betrekking tot de contractuele controle van KMO’s en kleine vzw’s en de gedeelde wettelijke opdrachten uitgevoerd bij KMO’s en kleine
vzw’s (hierna genoemd: “gemeenschappelijke norm”) heeft goedgekeurd2 op 26 februari 2019 (publicatie van het Bericht tot goedkeuring in het B.S. van 12 maart
2019).

Met de publicatie in het Belgisch Staatsblad treedt deze norm in werking.

Deze gemeenschappelijke norm is van toepassing op de contractuele controle- en beoordelingsopdrachten en de gedeelde wettelijk voorbehouden opdrachten,
uitgevoerd bij hetgeen door deze norm “kmo’s of kleine vzw’s” wordt genoemd. De term “kmo of kleine vzw” wordt als volgt gedefinieerd (§1):

a) ondernemingen zoals gedefinieerd in artikel I.1, 1°, eerste en tweede lid van het Wetboek van Economisch Recht, die de in artikel 15 van het Wetboek van
vennootschappen vastgelegde criteria niet overschrijden, met uitzondering van de ondernemingen die deel uitmaken van een groep die verplicht is een
geconsolideerde jaarrekening op te stellen en openbaar te maken; en 

b) de kleine vzw’s, ivzw’s en stichtingen, zijnde andere dan deze beoogd door de artikelen 17, 37, 53, §5 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen.

Bijlagen 3 en 4 van deze norm bevatten voorbeeldverslagen.

Voor wat de gedeelde wettelijk voorbehouden opdrachten betreft geeft de gemeenschappelijke norm in §3 een aantal uitdrukkingen die door de wetgever worden gehanteerd om te bepalen of het gaat om een opdracht met een redelijke dan wel met een beperkte mate van zekerheid. Bijlagen 5 en 6 bevatten de lijsten met gedeelde wettelijk voorbehouden assurance-opdrachten die onder het toepassingsgebied van deze norm vallen en waarvoor de Instituten en/of de wetgever de mate van zekerheid hebben bepaald. Deze lijsten zullen jaarlijks in onderling overleg worden geactualiseerd door de Instituten en voor advies voorgelegd worden aan de Hoge Raad voor de Economische Beroepen.

Voor de opdrachten die niet in §3 zijn opgenomen en evenmin in bijlage 5 of 6 zijn opgelijst, gebruikt de beroepsbeoefenaar zijn professioneel oordeel, rekening houdend met de geest van de wet en met de praktijk en documenteert deze.

Deze norm is niet van toepassing op opdrachten inzake de wettelijke controle van de jaarrekening zoals bedoeld in artikel 16/1 W. Venn. en op opdrachten die door of krachtens een in België van toepassing zijnde wet- of regelgeving aan de commissaris of uitsluitend hetzij aan een bedrijfsrevisor, hetzij aan een accountant, worden toevertrouwd. Deze norm is ook niet van toepassing op de controle van andere informatie dan historische financiële informatie, noch op deze van individuele rubrieken van historische financiële overzichten.

Voor wat betreft de contractuele controle- en beoordelingsopdrachten die assuranceopdrachten zijn, doet deze norm hoegenaamd geen afbreuk aan de contractsvrijheid van de partijen om het toepasselijk referentiekader te bepalen, voor zover dit kader alle vereisten bevat van deze norm die minstens gelijk zijn aan deze norm. 

______________________________
1 Via mededelingen ontwikkelt het Instituut van de Bedrijfsrevisoren de rechtsleer inzake de audittechnieken en de goede toepassing door de bedrijfsrevisoren van het wettelijk, reglementair en normatief kader dat de uitoefening van hun beroep regelt (art. 31, §7 van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren); enkel de normen en aanbevelingen zijn bindend. 
2 De Hoge Raad voor de Economische Beroepen heeft deze gemeenschappelijke norm goedgekeurd op 21 december 2018.

Bron: IBR dd 18 maart 2019